tempel voor keizer Augustus |
De keizercultus was oorspronkelijk niet op initiatief
van de keizer zelf ontstaan. In het oostelijke deel van het rijk, vooral in
Klein Azië, was men al eeuwen gewend aan de goddelijke verering van machtige
koningen. Het
goddelijk noemen van een keizer en het bouwen van een tempel voor hem was daar
een teken van loyaliteit. Het was voor hen een natuurlijke reactie op de grote
macht van de keizer, en de voordelen die zijn regering hen bracht. De
keizercultus bracht verder twee voordelen met zich mee. Men geloofde dat op die
manier het rijk sterk zou blijven en men verzekerde zich van de goodwill van de
keizer. De keizercultus ontstond dus van onderop.
De keizercultus was oorspronkelijk ingebed in de
traditionele cultus. Vaak werd de keizer samen met de godin Roma vereerd. Ook
werd de keizer oorspronkelijk niet direct als god gezien maar als voertuig voor
de zegeningen van de goden. Hij werd wel hogepriester genoemd. De keizercultus
versterkte het geloof dat Rome door de goden gekozen was om de wereld te regeren.
Er was in die tijd geen scheiding van kerk en staat.
De religie was niet alleen in de tempels te vinden maar doortrok de hele
maatschappij. Ook de handelsgilden hadden een religieus karakter. Het was in
die tijd onmogelijk om economisch vruchtbaar te zijn zonder lid te zijn van een
gilde.
Gedurende de eerste eeuw na Christus nam de
keizercultus steeds sterkere vormen aan. Waren de eerste keizers gematigd in
het aanvaarden van de eer, en vereerden ze vooral de reeds overleden keizers, de
keizers Caligula, Nero en Domitianus stimuleerden juist de verering van
zichzelf. In 29
voor Christus werd er in Efeze een tempel werd gebouwd die gewijd was aan Roma
en Julius (reeds overleden). Maar
ruim een eeuw later, tijdens de regering van Domitianus, werd in hetzelfde
Efeze een tempel gebouwd die gewijd was aan de hele Flaviaanse dynastie,
inclusief de nog levende keizer, zonder inbegrip van Roma of de senaat.
Sociale betekenis van de keizercultus
De keizercultus was dus niet enkel een religieuze zaak die voortkwam uit
zelfvergoddelijking van de keizer. Het was veel meer het voertuig waarmee de
mensen in het oostelijke deel van het rijk hun verhouding tot de keizer en tot
elkaar definieerden. In die verhouding waren religie en politiek onontwarbaar
met elkaar verbonden. Het systeem was noodzakelijk om de politieke orde te
blijven garanderen. Vandaar dat Johannes’ oppositie tegen dit systeem zo
gevaarlijk was.
Sociale betekenis van de keizercultus
Eén
van de belangrijke effecten van de keizercultus was dat het de politieke status
quo bevestigde. De keizercultus functioneerde in de praktijk als de religieuze
legitimatie van de politieke orde. In
Klein Azië werd er via de keizercultus een betekenisvolle verbinding gelegd
tussen het verre Rome en de eigen leefomgeving. Dat
kwam doordat de keizercultus geworteld was in het Griekse patroon-cliënt
systeem. Een
patroon deed allerlei goede dingen voor een stad, en als reactie daarop kon hij
rekenen op de loyaliteit van de inwoners. Belangrijke patronen kregen goddelijke eer, zij werden weldoener of redder
genoemd.
Het doel van de verering van zo’n weldoener was vooral
het zich verzekeren van zijn gunst in de toekomst. Een doel dat overigens
impliciet moest blijven om te kunnen functioneren. De
keizer werd gezien als de grote
patroon. De goddelijke eer die hij kreeg had alles te maken met de sociale en
politieke verwachtingen die de mensen van hem hadden. Door de cultus was hij
niet ver weg, maar dichtbij.
Het systeem werkte twee kanten op. De keizer kreeg
goddelijke eer, maar de steden die hem vereerden en zo de titel neokoros (tempelbeheerder) kregen, namen zelf ook toe in status. Binnen die steden kreeg de lokale elite vaak
allerlei belangrijke posities in de cultus, waardoor hun positie als
machthebber bevestigd werd. Dat
verklaart voor een deel hun enthousiasme voor de keizercultus.
Christenvervolging
Omdat
de christenen zowel met de heidense cultus als met de keizerverering moeite
hadden, kon het niet anders dan dat ze daar moeilijkheden mee kregen. Toch
heeft dat even geduurd. Want de christenen werden in het begin als een joodse
sekte gezien. En de joden hadden bepaalde privileges op godsdienstig
gebied. Vooral omdat het jodendom een etnische religie was. Maar toen het
christendom zich begon te onderscheiden van het jodendom vervielen die
voorrechten. En omdat de christenen een multi-etnische religie hadden, zonder
duidelijk cultisch centrum, lag het voor de hand dat ze verdacht werden van
activiteiten die het daglicht niet konden verdragen.
De eerste vervolging, onder Nero in 64-65 na Christus,
had als aanleiding dat Nero een zondebok zocht voor de brand die in Rome gewoed
had. Deze vervolging had nog niet als aanleiding dat ze weigerden de keizer te
vereren. Maar als argument werd wel gebruikt dat ze antisociaal en atheïstisch
(in de zin dat ze de Romeinse goden niet wilden vereren) waren. Die
eerste vervolging bleef beperkt tot Rome en vóór keizer Decius (249-251 na
Christus) zijn er geen van rijksbrede vervolgingen geweest. In de eerste eeuwen
is de christenvervolging beperkt gebleven tot regionale oprispingen, vaak
gesteund door de lokale overheid.
Het is waarschijnlijk dat er ten tijde van het
schrijven van Openbaring, in Klein Azië al wel wat incidentele vervolgingen
waren geweest. De dood van Antipas in 2,13 zou heel goed tijdens zo’n
vervolging gebeurd kunnen zijn. En de verbanning van Johannes is volgens 1,9
het gevolg van zijn evangelieverkondiging.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten