Openbaring 11 - de tempel

maquette van de tempel van Herodes die in het jaar 70 verwoest werd
En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeenveertig maanden lang. (Openbaring 11:1-2)
Het staat er zomaar plompverloren: “Sta op en meet de tempel Gods”. Om welke tempel gaat het hier? Gezien de context (vers 8) ligt het voor de hand om te denken aan de tempel in Jeruzalem. In dat geval zijn er twee mogelijkheden: 
  1. Het gaat om de tempel van Herodes die in het jaar 70 na Christus verwoest is. In dat geval zou het bij de aanbidders gaan om de joden uit de tijd van het nieuwe testament. Deze opvatting brengt echter moeilijkheden met zich mee. In de eerste plaats moet Openbaring waarschijnlijk ergens in de jaren 90 van de eerste eeuw gedateerd worden, zodat de tempel ten tijde van Openbaring al niet meer zou bestaan. In de tweede plaats is in de geschiedenis niet alleen de voorhof van de tempel vertreden, maar de tempel zelf is ook verwoest (Lucas 21:6).
  2. Het gaat om een tempel die in de toekomst herbouwd zal worden in Jeruzalem. Het merkwaardige is dan wel dat we nergens anders in Openbaring over deze tempel lezen. Niets over de herbouw en de functie van die tempel. Deze tempel kan ook niet overeen komen met die van Ezechiel 40-48, want die wordt duidelijk in het vrederijk gesitueerd, terwijl het hier juist gaat om een tempel die staat in een stad die geen vrede kent. 
In wat volgt ontwikkel ik mijn visie op wat er in Openbaring 11 met de tempel bedoeld wordt.

"Sta op en meet"
Johannes krijgt de opdracht om de tempel op te meten. Die opdracht herinnert ons aan een paar oudtestamentische teksten

De eerste is Ezechiël 40:3 waar Ezechiël een man met een meetstok ziet. Het Griekse woord (kalamos) is hetzelfde als in Openbaring 11:1. Die man neemt vervolgens nauwkeurig alle maten van de tempel, de voorhof en uiteindelijk zelfs van de hele stad Jeruzalem. 

De eerste functie van het meten is dat op die manier stukje bij beetje duidelijk wordt hoe groot Gods heerschappij zal zijn. Alles behoort Hem toe. Het is dan ook niet voor niets dat de stad Jeruzalem in het laatste vers van Ezechiël (48:35) de naam "de HEER is daar" krijgt. 
plattegrond van de tempel van Ezechiel
De tweede functie van het meten komen we nadrukkelijker tegen in Zacharia 2:1-5. Daar moet een man de stad Jeruzalem opmeten. Dan staat er het volgende:
als een open plaats zal Jeruzalem daar liggen vanwege de menigte van mensen en vee daarin. En Ik zelf, luidt het woord des HEREN, zal haar een vurige muur zijn rondom en heerlijkheid binnen in haar. (Zach. 2:5)
Het opmeten heeft hier een duidelijke functie. Het symboliseert de goddelijke bescherming van de stad.

Er is een balangrijk verschil tussen Zacharia en Ezechiel enerzijds, en Openbaring 11 anderzijds. In beide OT-teksten (trouwens ook in Opb. 21:15vv.) wordt de hele stad opgemeten, terwijl in Opb. 11 nadrukkelijk alleen de tempel zelf opgemeten wordt. Zelfs de voorhof wordt niet meegenomen. 

Daarmee wordt nadrukkelijk gesteld dat alleen het tempelgebouw zelf heilig is en beschermd wordt. Alles wat daarbuiten ligt valt ten prooi aan de heidenen die de stad vertreden. In tegenstelling tot de andere teksten waarin er gemeten wordt is de strijd nog niet ten einde, maar juist in volle gang. Slechts één kleine veilige haven is er, de tempel. 

"de heidenen zullen de heilige stad vertreden"
Over de strijd die Jeruzalem te verduren heeft spreekt Jezus uitvoerig in zijn eschatologische rede. Een opvallende tekst vanwege een aantal woordelijke overeenkomsten met Opb. 11:2 is in dit verband Lucas 21:24.
en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn.
Gezien de context gaat het hier om de tijd na het jaar 70 als Jeruzalem ingenomen, de tempel verwoest, en het joodse volk verstrooid wordt (cf. vers 6 en 20-24). Vanaf die tijd beheersen de volkeren Jeruzalem, totdat hun tijd vol zal zijn (Luc. 21:24), of gedurende 42 maanden (Opb. 11:2). In beide gevallen gaat het om dezelfde tijdspanne.

de verwoesting van de tempel van Jeruzalem
Francesco Hayez (1867)
Opvallend is echter dat Lucas 21:24 nadrukkelijk veronderstelt dat er gedurende die tijd geen tempel is, terwijl Opb. 11 juist wel over een tempel spreekt. Wat is hier aan de hand? Wordt er in Openbaring 11 eigenlijk wel een zichtbare tempel bedoeld? Om daar een antwoord op te krijgen moeten we kijken naar de precieze formulering van de tekst.

"De tempel Gods, het altaar, en hen die daarin aanbidden"
Johannes moet de tempel, het altaar en de aanbidders opmeten. Een merkwaardige zin: hoe meet je aanbidders? Temeer omdat in Ezechiël van alles opgemeten wordt, maar niet de aanbidders. De focus verschuift in dit vers ten opzichte van Ezechiël dus van het stenen gebouw naar de menselijke aanbidders. Zij zijn Gods woonplaats en zij worden door God beschermd.

Het is belangrijk om te zien dat de woorden tempel, altaar en aanbidden elders in Openbaring altijd gebruikt worden m.b.t. de hemel. De tempel is altijd het hemelse heiligdom (3:12; 7:15; 15:5 etc.), het altaar is altijd het altaar in de hemel (6:9; 8:3 etc.) en de aanbidders aanbidden in de hemel (4:10; 7:11 etc.). Altijd, behalve hier!?

Moeten we dan zomaar stellen dat Johannes het hier ook over de hemel heeft? Nee, dat zou onzin zijn. De hele opmerking over de heidenen die de stad vertreden zou dan alle betekenis missen. Er moet wat anders aan de hand zijn. Om daar achter te komen is het belangrijk om te zien wat een tempel eigenlijk is. 

Hemel en aarde raken elkaar
Een tempel was in het oude oosten altijd een plek waar hemel en aarde elkaar raken. Zo'n heilige plek was a.h.w. een stukje hemel op aarde. De godheid woonde daar zichtbaar en benaderbaar. Zo was het ook in Israël. Niet alsof God enkel en alleen op dat kleine stukje aarde woonde, maar wel omdat juist op dat kleine stukje aarde Gods aanwezigheid op een bijzondere manier doorbrak. Salomo bad bij het inwijden van de tempel:
de tempel van Salomo
Zou God dan waarlijk op aarde wonen? Zie, de hemel, zelfs de hemel der hemelen, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb. Wend U dan tot het gebed van uw knecht en tot zijn smeking, HERE, mijn God, en hoor naar het geroep en het gebed dat uw knecht heden voor uw aangezicht bidt, zodat uw ogen nacht en dag geopend zijn over dit huis, de plaats waarvan Gij gezegd hebt: mijn naam zal aldaar zijn, zodat Gij hoort naar het gebed dat uw knecht te dezer plaatse opzenden zal.
Een tempel kan God niet opsluiten, maar God heeft zijn aanwezigheid er wel op een bijzondere manier aan verbonden. 

Dat hemel en aarde elkaar in de tempel raken ondervond Jesaja op een bijzondere manier in zijn roepingsvisioen (Jes. 6). Hij is dan in de tempel en ineens verwijdt het perspectief zich. Hoog boven de tempel ziet hij de HEER op zijn troon zitten, en de zomen van Zijn kleed vullen de tempel. Hij kijkt via de aardse tempel zo het hemelse heiligdom in. Het aardse heiligdom is de plek waar de hemel de aarde binnenkomt. 

De schrijver van de brief aan de Hebreeën werkt deze gedachten verder uit. Volgens hem is de aardse tempel een schaduw van de werkelijke, hemelse tempel (8:5), een klein en tijdelijk voorportaal (9:24). Vanaf het moment dat Jezus met zijn offer de werkelijke tempel is binnengegaan is de oude tempel feitelijk overbodig geworden (9:8,24) en uiteindelijk ook verdwenen.

De identiteit van de tempel in Openbaring 11
Hoewel er sinds het jaar 70 na Christus geen tempel meer is en ook niet meer hoeft te zijn is er nog steeds een uitstraling van het hemelse heiligdom naar de aarde. Dat is wat Opb. 11:1 aanduidt met de tempel. Deze tempel is niet meer gefixeerd op één plek, maar wel even reëel. In Openbaring 8:3 zien we hoe de gebeden van de heiligen die op aarde zijn op het altaar in de hemel terechtkomen. Aarde en hemel raken elkaar nog steeds..., waar er gebeden wordt.

De tempel in Openbaring 11 is dus de plek waar het hemelse heiligdom in deze wereld inbreekt. Dat is bij de aanbidders van God, de gemeente van God. Op dit punt gaan andere nieuwtestamentische motieven meespelen:

Jezus zelf kondigde het moment al aan dat God niet meer op één plaats aanbeden zou worden, maar overal (Joh. 4:21-24). Dat komt doordat Jezus Christus zelf de nieuwe tempel is (Joh. 2:19-21). Iedereen die in Christus gelooft is zelf ook onderdeel van die nieuwe tempel (Efeze 2:19-22). Een deel van die tempel (Christus) is nu in de hemel, een ander deel (de gemeente) is nog op de aarde. Maar zij behoren niet minder tot die hemelse tempel. Of, om met een andere metafoor van Paulus te spreken: Christus, ons hoofd, is in de hemel, wij, zijn lichaam, zijn op de aarde.

In Openbaring neemt Christus zelf in het hemelse heiligdom een centrale positie in, Hij staat midden voor de troon (Opb. 4:6). De hemelse tempel is om Hem heen gebouwd. Maar Hij is tegelijk wezenlijk verbonden met zijn gemeente op aarde. Zij zijn de tempel, voorzover die nog op aarde is. Een oase in de wereld. 

Openbaring 11:1-2 vertelt ons dat de gemeente van Christus op aarde is, verdrukt wordt, maar tegelijk wezenlijk veilig is. De gemeente is de plek waar de hemel de aarde raakt. De gemeente is de plek die door God beschermd wordt, te midden van de verdrukking. Hoe sterk de verdrukking ook is, de poorten van het dodenrijk zullen de gemeente niet overweldigen (Matteus 16:18).

5 opmerkingen:

  1. Mooi Wim. Way to go! Dit is gezonde exegese. Opvallend trouwens hoe antijudaistisch dit is. Of vind je dat je dat zo niet kunt zeggen?

    Voor een Jood anno 70 die dit las, was deze hertaling van Joodse begrippen toch aanstootgevend?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ha Jos, bedankt. Zolang je het maar niet antisemitisch noemt ;). Maar het klopt, Openbaring zit vol met herijking van joodse begrippen.

    Zelf denk ik dat Openbaring in de jaren 90 is geschreven, maar dat blijft ook een keus. Jaren 70 is ook te verdedigen, maar m.i. minder overtuigend.

    Het jodendom van de eerste eeuw ken ik niet zo goed, maar ik heb begrepen dat er na 70 ook een hele stroming is (geweest) die geen derde tempel meer verwacht, omdat volgens hen God daar is waar de thora wordt voorgelezen. In die zin dus een beetje een vergelijkbare vergeestelijking als in het christendom. Wellicht weet jij daar meer van?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Prachtig stuk! Wederom genoten van je exegese!

    Een klein foutje: waar je Hebreeën 8:24 zegt bedoel je 9:24.

    Verder ben ik naar aanleiding van het laatste gedeelte wel benieuwd naar hoe je bepaalde zaken in ecclesiologisch perspectief ziet. Vanaf wanneer kun je spreken van een gemeente (ecclesiologisch minimum)? Wat is de verhouding gezamenlijkheid-individu? Je zegt dat de functie van de tempel als verbinding tussen hemel en aarde nu rechtstreeks daar is waar gelovige(n?) tot God bidden, maar in hoeverre bedoel je dit gezamenlijk/individueel (noodzaak van gezamenlijk bidden)? Ik ben wel benieuwd hoe je hier als reformatorisch christen tegenaan kijkt / invulling aan geeft, met name ook met het oog op dat de dominee een erg grote rol vervult in vergelijking met "de kudde".

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Jaap,

    Bedankt voor je reactie. Tekst is gewijzigd (er zijn dus nog mensen die tekstverwijzigen nalezen).

    Ik heb over die ecclesiologie in dit verband nog niet zo nagedacht. Tegen de achtergrond van Openbaring kun je denken aan kleine gemeentes met een zekere ambtstructuur waar Johannes een soort rondreizend predikant was. Ik denk daarom dat het gebed zeker als gezamenlijk gebed van de gemeente geldt. Zeker als je aanneemt dat de tempelmetafoor in het nieuwe testament meestal voor de gemeente en slechts een enkele keer voor het individu gebruikt wordt.

    Om op je laatste vraag te antwoorden. Ik ben erg voor het doen van gebeden, ook in de dienst, door andere mensen. Maar dingen veranderen, dat gaat soms langzaam ;)

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Goeden avond ik ben met deze problematiek bezig en vind juist in de hoofdstuk een argument voor een vroeg datering.

    BeantwoordenVerwijderen