achtergrondartikel - keizerverering en christenvervolging


tempel voor keizer Augustus
Het Romeinse rijk was in de eerste eeuw voor Christus zo dominant en stabiel geworden dat het rijk, en in het bijzonder de keizer, vanaf Augustus (27 voor – 14 na Christus) religieuze trekken kreeg. Augustus zelf verbond zijn verering met de Romeinse verering van de genius (beschermgeest) van het familiehoofd. Pas na zijn overlijden zou de keizer goddelijk worden. Daarom hebben de eerste keizers wel actief geïnvesteerd in de verering van hun voorgangers, maar voor zichzelf nog geen goddelijke eer opgeëist.

De keizercultus was oorspronkelijk niet op initiatief van de keizer zelf ontstaan. In het oostelijke deel van het rijk, vooral in Klein Azië, was men al eeuwen gewend aan de goddelijke verering van machtige koningen. Het goddelijk noemen van een keizer en het bouwen van een tempel voor hem was daar een teken van loyaliteit. Het was voor hen een natuurlijke reactie op de grote macht van de keizer, en de voordelen die zijn regering hen bracht. De keizercultus bracht verder twee voordelen met zich mee. Men geloofde dat op die manier het rijk sterk zou blijven en men verzekerde zich van de goodwill van de keizer. De keizercultus ontstond dus van onderop. 

De keizercultus was oorspronkelijk ingebed in de traditionele cultus. Vaak werd de keizer samen met de godin Roma vereerd. Ook werd de keizer oorspronkelijk niet direct als god gezien maar als voertuig voor de zegeningen van de goden. Hij werd wel hogepriester genoemd. De keizercultus versterkte het geloof dat Rome door de goden gekozen was om de wereld te regeren.

Er was in die tijd geen scheiding van kerk en staat. De religie was niet alleen in de tempels te vinden maar doortrok de hele maatschappij. Ook de handelsgilden hadden een religieus karakter. Het was in die tijd onmogelijk om economisch vruchtbaar te zijn zonder lid te zijn van een gilde.

Gedurende de eerste eeuw na Christus nam de keizercultus steeds sterkere vormen aan. Waren de eerste keizers gematigd in het aanvaarden van de eer, en vereerden ze vooral de reeds overleden keizers, de keizers Caligula, Nero en Domitianus stimuleerden juist de verering van zichzelf. In 29 voor Christus werd er in Efeze een tempel werd gebouwd die gewijd was aan Roma en Julius (reeds overleden). Maar ruim een eeuw later, tijdens de regering van Domitianus, werd in hetzelfde Efeze een tempel gebouwd die gewijd was aan de hele Flaviaanse dynastie, inclusief de nog levende keizer, zonder inbegrip van Roma of de senaat.


Sociale betekenis van de keizercultus
Eén van de belangrijke effecten van de keizercultus was dat het de politieke status quo bevestigde. De keizercultus functioneerde in de praktijk als de religieuze legitimatie van de politieke orde. In Klein Azië werd er via de keizercultus een betekenisvolle verbinding gelegd tussen het verre Rome en de eigen leefomgeving. Dat kwam doordat de keizercultus geworteld was in het Griekse patroon-cliënt systeem. Een patroon deed allerlei goede dingen voor een stad, en als reactie daarop kon hij rekenen op de loyaliteit van de inwoners. Belangrijke patronen kregen goddelijke eer, zij werden weldoener of redder genoemd.

Het doel van de verering van zo’n weldoener was vooral het zich verzekeren van zijn gunst in de toekomst. Een doel dat overigens impliciet moest blijven om te kunnen functioneren. De keizer werd gezien als de grote patroon. De goddelijke eer die hij kreeg had alles te maken met de sociale en politieke verwachtingen die de mensen van hem hadden. Door de cultus was hij niet ver weg, maar dichtbij.

Het systeem werkte twee kanten op. De keizer kreeg goddelijke eer, maar de steden die hem vereerden en zo de titel neokoros (tempelbeheerder) kregen, namen zelf ook toe in status. Binnen die steden kreeg de lokale elite vaak allerlei belangrijke posities in de cultus, waardoor hun positie als machthebber bevestigd werd. Dat verklaart voor een deel hun enthousiasme voor de keizercultus. 

De keizercultus was dus niet enkel een religieuze zaak die voortkwam uit zelfvergoddelijking van de keizer. Het was veel meer het voertuig waarmee de mensen in het oostelijke deel van het rijk hun verhouding tot de keizer en tot elkaar definieerden. In die verhouding waren religie en politiek onontwarbaar met elkaar verbonden. Het systeem was noodzakelijk om de politieke orde te blijven garanderen. Vandaar dat Johannes’ oppositie tegen dit systeem zo gevaarlijk was.


Christenvervolging

Omdat de christenen zowel met de heidense cultus als met de keizerverering moeite hadden, kon het niet anders dan dat ze daar moeilijkheden mee kregen. Toch heeft dat even geduurd. Want de christenen werden in het begin als een joodse sekte gezien. En de joden hadden bepaalde privileges op godsdienstig gebied. Vooral omdat het jodendom een etnische religie was. Maar toen het christendom zich begon te onderscheiden van het jodendom vervielen die voorrechten. En omdat de christenen een multi-etnische religie hadden, zonder duidelijk cultisch centrum, lag het voor de hand dat ze verdacht werden van activiteiten die het daglicht niet konden verdragen.

De eerste vervolging, onder Nero in 64-65 na Christus, had als aanleiding dat Nero een zondebok zocht voor de brand die in Rome gewoed had. Deze vervolging had nog niet als aanleiding dat ze weigerden de keizer te vereren. Maar als argument werd wel gebruikt dat ze antisociaal en atheïstisch (in de zin dat ze de Romeinse goden niet wilden vereren) waren. Die eerste vervolging bleef beperkt tot Rome en vóór keizer Decius (249-251 na Christus) zijn er geen van rijksbrede vervolgingen geweest. In de eerste eeuwen is de christenvervolging beperkt gebleven tot regionale oprispingen, vaak gesteund door de lokale overheid.

Het is waarschijnlijk dat er ten tijde van het schrijven van Openbaring, in Klein Azië al wel wat incidentele vervolgingen waren geweest. De dood van Antipas in 2,13 zou heel goed tijdens zo’n vervolging gebeurd kunnen zijn. En de verbanning van Johannes is volgens 1,9 het gevolg van zijn evangelieverkondiging.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten