De zeven gemeenten (Openbaring 1:4)
Je woont in de jaren negentig van de 1e eeuw in een van de zeven gemeenten in Klein-Azië (West-Turkije), laten we zeggen Pergamum. De stad staat vol tempels en beelden. Er is een tempel voor Athene, voor Zeus en een tempel voor de keizer. Vooral de Romeinse keizer wordt hartstochtelijk aanbeden, iedereen in je stad is enthousiast over de keizer: hij brengt vrede, welvaart, cultuur, werkgelegenheid…
Godsdienst is werkelijk overal: ook op het werk, alle belangrijke ontmoetingen op je werk hebben ene godsdienstig tintje. Netwerken doe je voornamelijk op religieuze feesten. Je snijdt jezelf in de vingers als je er niet aan mee doet.
Maar… je bent christen. Deel van een kleine minderheid. Jouw Heer het Jezus en niet Domitianus of Nero. Je kunt het eigenlijk niet maken om naar die feesten toe te gaan. Maar ja, je kinderen moeten ook te eten hebben. De keuze is moeilijk, want de hele wereld om je heen schreeuwt het uit: DE KEIZER IS EEN GODENZOON. Het is overal op straat zichtbaar in beelden en tempels. Zie dan maar eens vast te houden aan het geloof in Jezus als de enige zoon van God.
De brief (Openbaring 1:4-8)
Het is zondag, je komt in de samenkomst van je gemeente, gewoon bij iemand thuis. Het is niet zo’n grote groep. De laatste maanden is de sfeer niet goed. Er is discussie: sommigen vinden dat je wel naar heidense feesten mag, anderen niet. En dat levert onrust op. Maar deze dag is anders. Deze dag wordt er een bijzondere brief voorgelezen. Dezelfde brief is vorige week voorgelezen in Smyrna en de week daarvoor in Efeze. Je luistert en hoort de woorden en ze dringen langzaam tot je door:
Genade zij u en vrede van hem die is, die was en die komt, en van de zeven geesten voor zijn troon, en van Jezus Christus, de betrouwbare getuige, de eerstgeborene uit de doden en de heerser over de vorsten van de aarde.
De betrouwbare getuige: wacht eens even, ondanks dat het Hem zijn leven kostte bleef Hij trouw aan zijn roeping.
Eerstgeborene uit de doden en heerser over de vorsten van de aarde: Deze getuige is door God zelf opgewekt uit de dood en heeft nu alle macht, hij is machtiger dan de keizer.
De voorlezer leest verder:
Aan hem die ons liefheeft en ons van onze zonde heeft bevrijd door zijn bloed, die een koninkrijk uit ons gevormd heeft en ons heeft gemaakt tot priesters voor God, zijn Vader - aan hem komt de eer toe en de macht, tot in eeuwigheid. Amen.
Die ons liefheeft en ons van onze zonde heeft bevrijd: Hoor ik dat goed? Uit liefde voor ons is hij trouw gebleven aan zijn roeping, trouw tot in de dood. En daarom horen wij bij zijn koninkrijk en niet bij het Romeinse keizerrijk, en daarom ben ik een priester voor God en niet voor de keizer. En daarom word ik geroepen om trouw te blijven, desnoods tot in de dood.
Een openbaring (Openbaring 1:1-3)
Niet de keizer, maar Jezus heeft alle macht. Je zou het bijna vergeten. De macht van de keizer en zijn rijk is ook zo groot. Om te zien wie de werkelijke macht in handen heeft is openbaring nodig. Een andere manier van kijken naar de wereld. Niet door menselijke ogen maar door de ogen van God zelf.
Zo begint de brief dan ook: het is een openbaring die God aan Jezus Christus heeft gegeven, Jezus gaf de openbaring door aan een engel, de engel gaf de openbaring door aan Johannes, Johannes noteerde alles zorgvuldig, en nu vandaag hoor jij het in de samenkomst van je gemeente.
Het woord openbaring betekent onthulling. Het boek onthult hoe God naar de wereld kijkt, wie er volgens Hem de baas is en Wie de toekomst in handen heeft.
Nabije toekomst
Op dit punt is het goed om even halt te houden. Vandaag de dag denken er velen dat het boek Openbaring vooral over onze tijd gaat. Alsof het boek tweeduizend jaar nauwelijks een functie had en een geheim bewaarde dat nu pas duidelijk wordt. Dat is echter niet zo. Vers 1 zegt nadrukkelijk dat het boek gaat over wat er binnenkort gebeuren moet. De boodschap van Openbaring is direct relevant voor zo’n gemeentelid uit de kerk van Pergamum in de eerste eeuw. De tijd waarover het gaat is nabij. Zo moeten wij dan vandaag proberen te lezen, door de ogen van zo’n christen uit het jaar 95 of 96 na Christus. Anders begrijpen we de strekking van het boek niet.
Johannes (Openbaring 1:9)
Johannes wordt niet nader aangeduid, is het de apostel, de volgeling van Jezus? Sommigen denken van wel, maar we weten het gewoon niet. Hij is wel een steunpilaar van de zeven gemeenten en hij zit op het eiland Patmos in de Egeïsche zee. Hij zit in de ellende omdat hij over Jezus getuigt. Ook hij is een betrouwbare getuige en draagt de consequenties daarvan. Hij deelt in de verdrukking, het koninkrijk en de volharding van Jezus, zo zegt hij het zelf. Vanwege Jezus in de verdrukking, maar omdat hij bij Zijn koninkrijk hoort houdt hij het vol.
Het visioen (Openbaring 1:10-17)
Johannes schrijft levendig in de ik-vorm en wij horen het door de oren van de persoon in de gemeente van Pergamum. Je hoort hoe Johannes een paar maanden eerder, ook op zondag ineens die machtige stem achter zich hoorde, als een bazuin, zoals eens op de berg Horeb toen God zijn geboden gaf. En je hoort dat die stem Johannes de opdracht geeft om gericht een boek te schrijven, aan Efeze, Smyrna en… Pergamum, ook jouw stad wordt genoemd. Het boek, het visioen is ook voor jou geschreven.
Johannes kijkt om, en wat hij dan ziet is angstaanjagend: zeven lampen, met daartussenin iemand die eruit ziet als een mens. Zijn ogen spuwen vuur, zijn tong is een scherp zwaard, zijn voeten roodgloeiend, hoofd en haren zijn wit en zijn gezicht schittert als de zon. Johannes móet wel wegkijken, hij verstijft en valt op de grond, als dood. Zo reageren mensen als ze met God in aanraking komen.
Betekenis (Openbaring 1:17-20)
Want zoveel is wel duidelijk: deze persoon die eruit ziet als een mens is tegelijk ook God. De woorden waarmee Johannes het visioen beschrijft zijn allemaal ontleend aan Daniel 7 en 10. In Daniel 7 treden twee figuren op: een oude wijze man met een kleed, wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol (7:9). En iemand die eruit ziet als een mens (7:13). Het bijzondere van Openbaring 1 is dat de eigenschappen van de oude wijze man (God) overgedragen worden op de mensenzoon. In deze mens hebben we met God zelf te maken.
Als dat zo is dan is het ook niet zo vreemd als we horen hoe deze persoon zich voorstelt: ik ben de eerste en de laatste à dat slaat helemaal op God zelf (vgl. Jesaja 44:6). Maar dan spreekt Hij verder: ik leef nu, ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid à dat slaat helemaal op de mens Jezus. Jezus, mens, is tegelijk God. Nu levend, maar ooit dood geweest. Dat is dan ook de reden dat Hij de sleutels van de dood en het dodenrijk heeft. Hij heeft de grootste macht, de dood overwonnen. Hij is nu echt degene met alle macht.
Jezus Christus, de overwinnaar, spreekt de kleine groep christenen in Klein-Azië aan. Hij gaat laten zien dat Hij alle macht heeft, dat verleden, heden en toekomst in zijn hand zijn: schrijf daarom op wat je gezien hebt, wat nu is en wat hierna zal gebeuren (19).
Jezus heeft alles in de hand. Ook de engelen van de zeven gemeenten, die houdt hij in zijn rechterhand als zeven sterren. En Hij staat midden tussen de zeven gemeenten, gesymboliseerd door de zeven kandelaren. De gelovigen in Klein-Azië zijn niet alleen. Jezus is bij hen, en Hij houdt hen in Zijn machtige hand. Niet de keizer regeert, maar Jezus. De persoon die de macht in handen heeft gekregen door te sterven. Die niet kwam om gediend te worden, maar om te dienen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten