Openbaring 16-20 - Eén of twee dagen van de almachtige God?


Als je Openbaring 19 en 20 leest, dan valt op dat er twee keer een soort eindstrijd beschreven wordt. De eerste keer is Opb. 19:11-21 en de tweede keer is Opb. 20:7-10. Tussen die twee beschrijvingen vinden we het Opb. 20:1-6 dat spreekt over de 1000 jaar die Satan gebonden is. Het lijkt er dus op dat er twee dagen des Heren zijn in Openbaring. 

Echter, nergens anders in de hele bijbel lees ik over 2 dagen des Heren. Jezus zelf heeft het over één dag (Marc 13:32), Petrus ook (2 Petr. 3:10), evenals de oudtestamentische profeten (Joel 2:31), terwijl ook Opb. 16:14 over één dag spreekt. De vraag is: heeft Johannes hier, op de valreep, nog wat extra informatie van God gekregen over een 1000-jarig rijk en een extra eindstrijd, of is er wat anders aan de hand? Die vraag wil ik in deze blogpost beantwoorden. Mijn uitgangspunt neem ik daarom in Opb. 20:7-10.
Wanneer de duizend jaar voorbij zijn, zal Satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. Dan gaat hij eropuit om de volken aan de vier hoeken van de aarde, Gog en Magog, te misleiden. Hij brengt hen voor de strijd bijeen, een menigte zo talrijk als zandkorrels aan de zee. Ze trekken op, over de hele breedte van de aarde, en omsingelen het kamp van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalt neer uit de hemel en verteert hen. En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid.
Terugkerend patroon in Openbaring
In Openbaring valt een terugkerend patroon te ontdekken van een langere tijd waarin de vijand van God vrijwel machteloos staat, en daarna een kortere tijd waarin de vijand alle macht krijgt. 
  1. De twee getuigen in hoofdstuk 11 krijgen drieënhalf jaar bescherming, terwijl de vijand drieënhalve dag over hen triomfeert. Daarna grijpt God in en doet de twee getuigen uit de dood opstaan. 
  2. Het beest kan in hoofdstuk 13:5 drieënhalf jaar niets anders dan lasteren, en pas daarna krijgt hij de macht om tegen de heilige oorlog te voeren en hen te overwinnen (13:7). 
  3. Nog aangrijpender wordt dat in hoofdstuk 16 waar vijf schalen lang het onheil over Gods vijanden wordt uitgestort, bij de zesde schaal krijgen de vijanden van God even de macht en bij de zevende schaal is het allemaal al weer voorbij. 
  4. In hoofdstuk 17:12 wordt zelfs gesproken over slechts één uur macht die het beest en de koningen van de aarde zullen krijgen. 
Dit patroon is opnieuw terug te vinden in Openbaring 20:1-10. We lezen daar over de Satan, de draak, die maar liefst 1000 jaar gebonden wordt. 1000 jaar kan hij slechts schreeuwen en herrie maken. Daarna wordt hij even losgelaten, roept hij alle volken van de wereld op tot de strijd, waarin hij kansloos blijkt te zijn en definitief het onderspit delft. 

Vooral de inhoudelijke parallel met hoofdstuk 16 roept bij mij het vermoeden op dat beide hoofdstukken over dezelfde gebeurtenissen gaan, maar dan op een andere manier beschreven. Let ook op dat in het slot van hoofdstuk 16 deze wereld al voorbij is. Openbaring 16:20 en 20:11 gaan beide duidelijk over het einde van de wereld. 

Gog en Magog
De belangrijkste oudtestamentische achtergrond voor de beschrijving van de eindstrijd in Openbaring 20 is Ezechiel 38-39, waar de strijd van Gog uit Magog tegen Israël beschreven wordt. Zowel over het bestaan van Gog, als over de locatie Magog (Gen. 20:2), is niets bekend. Het meest voor de hand liggende, gezien de relatie die in Ezech. 38:2 met Mesech en Tubal (streken rond de Kaukasus) wordt gelegd, is een locatie ergens in de buurt van Turkije en Rusland. 

Gaat het in Ezechiel om deze landen?
Ik vermoed echter dat Ezechiel bewust twee vage, haast mythologische, aanduidingen kiest voor de toekomstige vijanden van Israël. Het gaat om een dreiging, ergens in de schaduw, in de verre toekomst, ver over de grenzen van de aan Israël bekende wereld. Gog uit Magog zal in die strijd tal van volken uit de grenzen van Israëls leefwereld meevoeren. Legers uit Perzië, Nubië en Libië (vs. 5), het oosten en westen, legers uit Tarsis (13), het uiterste westen, legers uit Seba en Dedan, het zuiden, en legers uit Bet-Togarma, het uiterste noorden (6). Uit alle vier de hoeken van de aarde (cf. Opb. 20:8!) worden de legers samengetrokken in een leger van mythische proporties (Ezech. 38:15) om het kwetsbare en zorgeloze Israël de genadeklap toe te dienen. Maar God zal ingrijpen, de natuur zal zich tegen Gog uit Magog keren (38:18-23) en Israël verlossen. 

De grote lijn in Openbaring 20:7-10 is hetzelfde. De hele wereld die oprukt tegen Gods volk, en vervolgens jammerlijk verslagen wordt, waarna Gods volk in vrede zal leven. 

Gog en Magog in Openbaring 20
Toch zijn er veel details die verschillen. Openbaring 20:8 heeft het over Gog en Magog, alsof het allebei volkeren zijn. Je zou het onnauwkeurig gebruik van het oude testament kunnen noemen, maar ik denk dat het bewust is. De namen Gog en Magog representeren een vijand van mythische proporties. Ze roepen iets vaags en onheilspellends op, waar je bang van zou worden.   

In Ezechiel 38 zet God zelf Gog uit Magog tegen het volk Israël op. In Openbaring 20:7 doet Satan dat. 

In Ezechiel 38-39 wordt structureel over het volk en land Israël gesproken. Jeruzalem en de tempel worden, vreemd genoeg als je de omringende hoofdstukken bekijkt, niet genoemd. In Openbaring 20:9 wordt het kamp van de heiligen en de geliefde stad (Jeruzalem) juist wel genoemd. Dat komt doordat Johannes hier de profetieën van Ezechiel combineert met die uit Zacharia 12-14. Ook daar is sprake van een aanval van alle volken (Zach. 14:2), maar wordt die aanval geheel vanuit het perspectief van de stad Jeruzalem beschreven. En ook daar wordt de strijd beslecht door Goddelijk ingrijpen. Overigens wordt in Openbaring met de geliefde stad het Nieuwe Jeruzalem bedoeld, dat nu nog in aanbouw is. In Openbaring 21-22 wordt getoond hoe dat nieuwe Jeruzalem eruit gaat zien. Dat nieuwe Jeruzalem symboliseert de bruidsgemeente van Christus (Openbaring 22:9). Voorzover die gemeente nu nog op aarde is, is het nieuwe Jeruzalem al op aarde, in aanbouw (Openbaring 11:1-2).  

Het laatste belangrijke verschil is dat in Ezechiel 39:11-15 de lijken van het leger van Gog blijven liggen en dat de vogels en wilde dieren worden uitgenodigd om er van te eten (16-20). In Openbaring 20:10, daarentegen, wordt het grote leger in één keer vernietigd. 

Gog en Magog in Openbaring 19
Opvallend is nu, dat juist dat gegeven, vogels die uitgenodigd worden om van het vlees te eten, naar voren komt in Openbaring 19:17-18. 
Toen zag ik een engel midden in de zon staan. Luid riep hij tegen de vogels die hoog in de lucht vlogen: ‘Kom naar Gods grote maaltijd. Dan krijg je het vlees te eten van koningen, legeraanvoerders en machthebbers, het vlees van paarden en hun ruiters, van slaven en van vrije mensen, het vlees van jong en oud.’
Dat gegeven doet mij opnieuw vermoeden dat het in alle verschillende beschrijvingen van de eindstrijd in Openbaring uiteindelijk om een en dezelfde eindstrijd gaat. 

Meerdere visies op dezelfde gebeurtenissen
Openbaring is niet zozeer een boek dat gebeurtenissen exact voorspelt en begrijpt, maar meer een boek dat de toekomst theologisch doorlicht en typeert. Daardoor kan het zijn dat dezelfde gebeurtenis meermalen beschreven wordt, maar dan vanuit een ander perspectief. 

De eindstrijd komen we tegen in Openbaring 16, 17-18, 19 en 20 (en wellicht ook in Opb. 11). 

Openbaring 16:12-21 beschrijft hoe de drie grote tegenstanders van God, de draak, het beest en de valse profeet samen de strijd tegen de almachtige God voeren. In deze weergave komen de koningen uit het oosten. Hiermee appelleert Openbaring aan een gevoel van onbehagen dat de Romeinse wereld parten speelt als ze aan het oosten denken. De enige serieuze dreiging tegen de stabiliteit van het Romeinse rijk kwam van het gigantische rijk van de Parthen, in het oosten, aan de andere kant van de Eufraat (Opb. 16:12). 

Babylon
Openbaring 17-18 beschrijft de eindstrijd als de ondergang van het economische monster, de stad  Babylon, de grote hoer. God maakt gebruik van het beest en de 10 koningen (17:12-18) om de stad te gronde te richten. Zie hier het verschil met 16:19 waar God de stad door een aardbeving verwoest. Historisch exact blijkt het allemaal niet te kloppen. 

Openbaring 19, vervolgens, beschrijft de ondergang van het beest en de valse profeet. Opvallend genoeg komt de draak uit Opb. 16:13 hier helemaal niet ter sprake. Waar is die ineens gebleven? Ze waren toch samen aan het strijden gegaan? 

Openbaring 20, tenslotte, beschrijft de afrekening met de draak. Wat in hoofdstuk 16 als één gebeurtenis wordt beschreven, wordt in Openbaring 19 en 20 in twee afzonderlijke taferelen beschreven. Maar de overeenkomsten tussen die twee hoofdstukken zijn zo groot, dat het mij logisch lijkt dat het om één en dezelfde gebeurtenis gaat. 

Volgorde verschijnen is volgorde verdwijnen
Waarom doet Johannes dan zo ingewikkeld in zijn beschrijving van het einde? Dat komt dat hij de ondergang van alle vijanden van God afzonderlijk tekent. 

Eerder al was de opkomst van die vijanden van God al afzonderlijk getekend. Openbaring 12 beschrijft de draak. Openbaring 13 het beest en de valse profeet, en in Openbaring 17 wordt de hoer Babylon beschreven. 

Nu, tijdens het leven van Johannes traden die drie (of vier) vijanden van God niet na elkaar, maar naast elkaar op. Met de draak wordt Satan bedoeld, met het beest het Romeinse rijk naar haar politieke kant, met zijn profeet het Romeinse rijk naar haar godsdienstige kant, met Babylon, tenslotte, wordt Rome bedoeld. (in de toekomst zal ik dit alles nader beargumenteren). De afzonderlijke beschrijving van de verschijning van de vijanden van God betekent dus niet dat ze in de realiteit ook echt na elkaar verschijnen.

Opvallend is vervolgens dat de vijanden van God in omgekeerde volgorde van het toneel verdwijnen. Eerst Babylon, vervolgens het beest en zijn profeet, en als laatste Satan. Uiteraard gebeurt dat in één dag. Maar om de impact van de beschrijving zo groot mogelijk te maken smeert Johannes het uit over één samenvattende beschrijving (hoofdstuk 16) en drie beschrijvingen die onderdelen daaruit oplichten (hoofdstuk 17-20). 

Conclusie
Er is slechts één dag van de almachtige God. Op die dag vernietigt God al zijn vijanden. Economische grootmachten, politieke machthebbers, valse godsdiensten en Satan zelf worden in één keer teniet gedaan.